Het was lang geleden dat we nog met z’n allen hadden gezongen. Het voorbije semester moesten we noodgedwongen buiten zingen, gemaskerd en op anderhalve meter afstand, in koortjes van hoogstens tien of twintig zangers. Niemand wist dus hoe het zou zijn om nog eens écht samen te zingen.
Toen de eigenaar van ons eerste verblijf bij aankomst om een lied vroeg, kwamen we dat te weten. We zongen en voelden de zindering van elk akkoord, en we wisten dat het goed zou komen.
Drie dagen later voelden we dezelfde zindering op het podium van een volle Sint-Michielskerk in Gent (naar anderhalvemeternormen dan toch). We brachten een programma van schlagers en repertoire uit Kevins LUK-loopbaan. Religieuze stukken, behalve één: met Brittens Advance Democracy schopten we de enkele luisteraar die al ingedut was, net voor het einde toch weer wakker.
Zoals de protocollen voorschreven, zongen we gemaskerd en op afstand. Het bleek geen sinecure om iedereen op anderhalve meter afstand op het podium te krijgen, zelfs met een leger ingenieurs in het bestuur. Veel tape, touw, man- en vrouwuren waren nodig om dat voor elkaar te krijgen.
En de tradities? Die hebben de epidemie doorstaan: Laudate Nomen Domini om op te komen, Te Deum om af te gaan (of om af te lopen, hoe zeg je dat?), tot groot plezier van de talrijke oud-leden in het publiek. Of leek dat maar zo?
Wat het verder nog spannend maakte: we hadden maar twee repetities om dat allemaal voor elkaar te krijgen, terwijl de nieuwtjes vóór de koorreis nog niet met ons op café waren kunnen gaan (en dus ook nog veel te weinig geschlagerd hadden). Ons besluit: blijkbaar zijn het getalenteerde nieuwtjes. Dat weten we dan ook weer.